In 1999 werkte ik als accountmanager voor een IT-bedrijf. Door de vrijgekomen subsidies voor scholen voor de aanleg van computernetwerken en Kennisnet hadden we een stabiele doelgroep te pakken. In twee jaar tijd wierf ik vijftig opdrachtgevers die zorgden dat het bedrijf floreerde. In de aanloop naar het jaar 2000 werden veel nieuwe medewerkers aangenomen om de millenniumbug te lijf te gaan. Het leven was goed voor IT-bedrijven.
Op een andere afdeling van het bedrijf werd bedrijfssoftware ontwikkeld. Knappe koppen die code programmeerden zodat bedrijven nog efficiënter hun werk konden doen. Einde aan de papieren orders en facturen, alles ging in de pc. Een van de directeuren was druk doende met het promoten van de software, “zoveel rode appels die zouden gaan vallen” was zijn bijna dagelijkse uitspraak.
Op een dag werd ik in het kantoor van mijn leidinggevende verwacht, voor wat ik dacht een functioneringsgesprek. Het bleek een heel ander gesprek te worden. Het bedrijf had namelijk faillissement aangevraagd. Niemand van de werkvloer had dit aan zien komen. Het enige dat wij hadden gehoord en gezien, waren die rode appels en extra handjes. “Het failliet van de samen-leving” verder lezen